Coronavirus

The ‘silent twenties’

NewYork lockdown silence

Het gaat lekker zo met het nieuwe decennium. Roaring, dat zeker! Zoals de twenties een eeuw geleden, maar dan omgekeerd. Wat daar met veel lawaai aan vernieuwing uit de grond werd gestampt, dreigt nu in een oorverdovende stilte te imploderen. De stille onzichtbare vijand sleurt genadeloos en zonder onderscheid alles met zich mee, wat op haar weg komt, waar dan ook. De wereld lijkt een geweldige stap terug te doen. Alle onaantastbaar geachte verworvenheden hebben in een paar weken tijd hun vanzelfsprekendheid verloren. Dat geldt niet minder voor onze dromen; in de onzichtbare nabijheid van een meedogenloze sluipschutter die het op ons leven heeft gemunt, verliezen die snel betekenis. Wie had dat gedacht een paar maanden geleden, toen het nieuwe decennium nog zo maagdelijk voor ons lag en de wereld alleen nog maar groter en lichter leek te kunnen worden. En daar zitten we nu, terug gedreven in ons huis, elkaar op afstand houdend, in een voorheen bruisende wereld die stilgevallen is en een toekomst die darker is dan ooit. We dachten, dat we het leven eindelijk met onze technologie in de vingers hadden, maar dat bleek een illusie. De challenge van dit decennium heeft zijn grandeur verloren en beperkt zich voorlopig simpelweg tot basaal overleven.

Het antwoord van de mens op die nieuwe uitdaging is opmerkelijk. Eerst was er sprake van ongeloof en ontkenning. Dit kon toch niet waar zijn? Maar gevoed door een aanhoudende golf van onheilspellende berichten en beelden over het virus, begon de sfeer te veranderen. Angst sloeg toe, het denken sloeg om, gevolgd door een wereldwijde kettingreactie van preventieve overheidsmaatregelen om de verspreiding van het virus te voorkomen. Verzet was er amper. Overal ter wereld kropen burgers vrijwillig in hun holletje. Waar men onder normale omstandigheden koppig weigert te veranderen, werd het gedrag zonder morren aangepast. Vakantiereizen werden geannuleerd, etentjes uitgesteld en ‘social distancing’ omarmd. Het vigerende ‘narrative’ van het goede bestaan veranderde in een mum van tijd in een survival-avontuur; de ‘Umwertung aller Werte’ waar al zo lang om werd geroepen, werd in een handomdraai gerealiseerd. Het nieuwe normaal wordt nauwelijks ter discussie gesteld. Instinctief wordt aangevoeld, dat we geen keuze hebben. Diep van binnen zijn we ongelooflijk wijs als het om overleven gaat.

Met veel liefde, elan en creativiteit proberen mensen lokaal iets van de situatie te maken. Vol bewondering wordt van een afstandje gekeken naar artsen, verplegers en sociale hulpverleners die in de frontlinie van de strijd met het virus hun heldenleven inzetten voor de verzorging van de slachtoffers. Maar zelfs het leven van de thuiszittende burger lijkt opeens meer betekenis te hebben gekregen. Voor veel mensen zit er meer avontuur en zingeving in het onvrijwillig deelgenoot zijn van de wereldomvattende crisis, dan als individu een miniem rolletje van betekenis te spelen in de uitputtende race naar geluk, die de ‘oude’ vrije wereld zo kenmerkte. Het speelveld is veranderd, de strijd gelijker, rechtvaardiger geworden. Voor arm en rijk betekent het nu de verliezen binnen de perken houden, de crisis zien te overbruggen en wachten op betere tijden. Ondertussen is de hoop gericht op het vernuft van de wetenschap en op de wijsheid en gulheid van onze politieke leiders. En gul zijn ze. Opeens blijkt er een oneindige bron van geld te zijn en kunnen er financieel dingen die geen mens in zijn wildste fantasieën ooit voor mogelijk heeft gehouden.

Maar hoe nu verder? Hoop op het beste, maar bereid je voor op het slechtste, is de luider wordende mantra. Het groeiende besef dat er meer zaken relevant zijn dan ‘flattening the curve’, maakt mensen nu al ongeduldig. Hoe lang gaat de korte termijn prioritering van de volksgezondheid standhouden? Hoe lang luisteren regeringsleiders nog naar de epidemiologen en virologen, die tot op heden de rol van hogepriester mochten vervullen? Niemand zit echter op corona-honger te wachten en dat betekent volgens velen dat de stilgevallen economie weer aangezwengeld moet worden, zo snel als mogelijk. En niet alleen vanwege mogelijke armoede en  honger, maar ook vanuit het diepe besef, dat een draaiende economie de beste verdediging is tegen ongewenste (geo)politieke of ideologische aardverschuivingen waar het establishment zeker niet op zit te wachten. Leven vanuit de hoop dat de pandemie over drie maanden wel voorbij is en alles weer als vanouds tot leven komt als nooit tevoren, zoals een bekende regeringsleider ons doet geloven, is wellicht een hoopvolle en inspirerende gedachte, maar ook een naïeve in het licht van wat er op het spel staat. Welke verliezen zullen uiteindelijk zwaarder gaan wegen voor de leiders van deze wereld? Maar ook, hoelang houden wij het zelf nog uit in onze holletjes? In de komende weken zal dit duivels dilemma beslecht gaan worden.

Of bestaat de challenge van het overleven uit méér dan dit dilemma? Die vraag deed mij denken aan het verhaal over Siddharta in het gelijknamige boek van Herman Hesse. De veelbelovende jongeling Siddhartha had, tegen de wens van zijn succesvolle vader in, vrijwillig een afgelegen plek gezocht om ver van de dynamiek van de wereld in contact te komen met waar het in het leven echt om draait. In zijn langdurige afzondering vond hij niet de waarheid waar hij naar op zoek was, maar ontwikkelde hij wel drie vaardigheden die hem later, bij zijn terugkeer naar de wereld, zeer goed van pas zouden komen: denken, wachten en vasten. De gedachte laat mij niet los, dat voor het uitstaan van deze corona-crisis deze drie vaardigheden in de overlevingskoffer van elk mens zouden moeten zitten. Autonoom verdiepend denken als remedie tegen doorgeslagen angst en gedachteloze hysterie, wachten als remedie tegen ongeduld en obsessieve dadendrang en tenslotte vasten als remedie tegen hebzucht en onbeheersbare behoefte bevrediging in een wereld waar nu weinig te halen valt. Overleven vraagt méér dan ‘flattening the curve’ én het op gang houden van de economie. Het vraagt ook om geestelijke verdieping, om méér geduld dan de langste zucht en om een gedeelde soberheid. Dit zouden wel eens de vergeten waarden kunnen zijn die we nu én na de crisis méér dan ooit nodig hebben voor een verantwoorde herstart van de samenleving en de reset van onszelf.

Die gedachten komen niet uit de lucht vallen. Zonder dat men zich dit realiseert, zitten veel mensen al een beetje in die denken-wachten-vasten-modus. Door hun uitspraken krijg ik vaak de indruk, dat de ‘intelligente’ lockdown ze eigenlijk goed doet. Ze beleven meer innerlijke rust en kalmte in hun leven dan normaal en een grotere nabijheid tot mensen en dingen, ondanks de afstand die ze in acht moeten nemen. Die betrokkenheid geeft hun levens blijkbaar ongemerkt een volheid en diepgang die als weldadig wordt beleefd. In dat licht is het guitige advies van een invloedrijke Indiase mysticus wellicht noemenswaardig. Deze stelt voor, dat als we de crisis eenmaal achter ons hebben, we toch elk jaar voor een periode van drie weken een totale lockdown zouden moeten organiseren. Het zal de mensheid zo goed doen, grapt hij, dat men reeds in het tweede jaar de lockdown tot zeker zes weken zal willen verlengen. Humor zal de wereld redden, wordt wel eens gezegd. Het zou zo maar waar kunnen zijn.